Er is veel te doen tegenwoordig over wel of niet straffen en/of belonen.
Het is leuk om dit eens in historisch perspectief te plaatsen.
In de zestiende en zeventiende eeuw, werd er niet beloond op Nederlandse basisscholen het was de plicht van de leerlingen om zich goed te gedragen en als zij dit niet deden, dan kregen ze straf. Kinderen werden opgesloten in een kast of er werd op het schaamte gevoel gewerkt,door de leerling een ezelsbord of ezelsoren te laten dragen. De handplak en de roede behoorden tot de onmisbare attributen van een schoolmeester.
De plak werd gebruik als een leerling zijn boek of schrift vergeten was. Ook het niet snappen van de lessen of slordig omgaan met boeken was een reden om handplakken uit te delen. Naast de plak was er ook nog de pechvogel. Dit was een linnen vogeltje gevuld met watten. De meester gooide het vogeltje naar het hoofd van een leerling die zich misdroeg. Deze moest de pechvogel oprapen en terugbrengen naar de meester om meteen zijn plakken in ontvangst te nemen. Voor vechtende leerlingen was er ook nog het houten blok met vier gaten. Als twee leerlingen gevochten hadden werden zij met hun voeten in het blok gezet waardoor zij gedwongen werden om samen te werken en vreedzaam met elkaar om te gaan.
Na 1800 werd er een andere manier van straffen en belonen ontwikkeld. Het nieuwe systeem van straffen en belonen moest het leerproces van de leerling bevorderen en er voor zorgen dat de ontwikkeling van het kind optimaal verliep. Het gebruik van lijfstraffen was nu achterhaald. De nadruk kwam te liggen op het belonen van goed gedrag in plaats van het straffen van ongewenst gedrag. De nadruk die gelegd werd op belonen was terug te zien in de jaarlijkse prijsuitreikingen waarbij de beste en braafste leerlingen een prijs kregen. Hiermee werd tussen de leerlingen de competitie gestimuleerd.
Tot ver in de achttiende eeuw vonden veel ouders een kind maar lastige ballast. Rijke mensen namen een nanny, en arme families gebruikten hun kinderen vanaf een jaar of zeven als arbeidskracht. Verwaarloosde kinderen werden gewoon aan hun lot overgelaten. Vanaf de negentiende eeuw gingen Nederlanders zich druk maken over opvoeding en verzorging van eigen en andermans kinderen. Er kwamen er steeds meer opvangtehuizen waar kinderen een heropvoeding tot goede burgers ondergingen. Niet straffen, maar genezen, was de boodschap. Dus werden verwaarloosde kinderen naar tuchthuizen gestuurd, met een ijzeren discipline. Want crimineel gedrag zou een direct gevolg zijn van een slechte opvoeding of verwaarlozing. Kinderopvang en opvoeding werden een maatschappelijke taak.
In de jaren zestig en zeventig was men van mening dat de opvoeding democratischer moest kunnen. Kinderen mochten zich op hun eigen manier ontwikkelen. De jongeren uit die tijd waren met pedagogische tikken opgegroeid in grote autoritaire gezinnen. Zij wilden hun kinderen anders grootbrengen en kwamen met de antiautoritaire opvoeding. Deze kinderen mochten alles. Er waren geen regels. In de praktijk betekende dit vaak dat kinderen deden waar ze zin in hadden en over alles in discussie gingen met hun ouders en andere volwassenen. Begin jaren tachtig raakte de antiautoritaire opvoeding, die voornamelijk in de grote steden populair was, uit de mode.
Gelukkig gaat het vandaag de dag toch wel wat anders. Er is niet 1 bepaalde manier van opvoeden die iedereen past. Elk kind is anders! Luister goed naar je gevoel, en behandel je kind met respect. Kijk en luister goed naar je kind zodat je kan zien wie hij echt is.
Bron: www.buwinki.nl